Internetafleiding

Virtual Reality Learning Lab

Internetafleiding

Derde column voor Wikisofie, als reactie op Nicholas Carr.

The kind of deep reading that a sequence of printed pages promotes is valuable not just for the knowledge we acquire from the author’s words but for the intellectual vibrations those words set off within our own minds. In the quiet spaces opened up by the sustained, undistracted reading of a book, or by any other act of contemplation, for that matter, we make our own associations, draw our own inferences and analogies, foster our own ideas.” (Carr, 2008)

Mede beïnvloed door de schoonheid van de stilte van het nadenken over Carrs woorden, kan ik mij vinden in zijn idee dat we door de digitalisering van ons leven mogelijk iets waardevols kwijt aan het raken zijn. De structuur van hyperlinks op het WWW en de drang tot doorklikken die dit oplevert zou inderdaad een oorzaak kunnen zijn van mijn korte aandachtsspanne. Terwijl ik de gedachten die, geactiveerd door het ‘diepe lezen’ van Carrs paper in m’n geest ontstaan, tracht te vormen en vast te leggen, realiseer ik me dat ik dit aan het doen ben op mijn smartphone. Met behulp van het touchscreen en gecorrigeerd door de slimme woordherkenning typ ik zinnen in een notitie-app, die deze aantekeningen vervolgens direct automatisch online synchroniseert met mijn account. Het apparaat dat ik in mijn handen heb en de mobiele verbinding met het Internet die het heeft stellen me in staat om op vrijwel elk moment en vrijwel elke plek een intellectuele gedachte vorm te geven met alle bronnen die ik hier doorgaans voor gebruik tot mijn beschikking.

De bovenstaande realisatie is mijns inziens illustratief voor twee veel uitgedrukte meningen in de discussie over de rol van het Internet op ons denken. Aan de ene kant wordt beweerd dat het Internet een structurele afleiding vormt en hiermee ons denken oppervlakkiger maakt. We zijn in ons denken gewend geraakt aan de structuur van het WWW, met alle, met alle links, pop-ups, meldingen van e-mail en chatprogramma’s, waardoor we ons niet meer goed kunnen concentreren. Anderzijds biedt het Internet ons toegang tot zulke enorme hoeveelheden informatie en toepassingen dat we de opname van het Internet in ons denken kunnen zien als één van de belangrijkste stappen van de mens in het vergaren van kennis.

Wanneer ik thuis tijdeljk geen toegang heb tot het Internet, doet dit me beseffen hoe ongelofelijk veel functies het Internet in mijn dagelijkse leven heeft. Gedurende de uren van offlinezijn  realiseer ik me meermaals dat het Internet het niet doet. Even iets opzoeken op Wikipedia, kijken hoe laat mijn trein ook alweer gaat vanmiddag, muziek opzetten via Spotify, de vertaling van een woord opzoeken, een lezing bekijken, etc. Steeds denk ik weer iets in de trant van:  “Oh ja.. Internet doet het niet”, terwijl ik al bezig ben met de handeling. Hoewel verstrooidheid ook zeker een oorzaak zal zijn hiervan, vind ik het verbazingwekkend hoeveel van mijn hersenprocessen een element bevatten van het in beweging zetten van mijn lichaam om een toepassing van het Internet te gebruiken.

De veelzijdigheid van het Internet is volgens Carr ook juist een belangrijke oorzaak van de afleidende werking ervan. Het Internet heeft veel van andere bestaande intellectuele technologieën in zich opgenomen: het is onze rekenmachine, post, telefoon, radio, televisie, typemachine, kaart en onze krant. Al deze toepassingen hebben meldingen, pop-ups en links die onze concentratie diffuseren. Terwijl we de artikelen van de krant scannen worden we vele malen gestoord door binnenkomende mails, smsjes en blogposts en software die vraagt om updates.

Hoewel ik me kan vinden in Carrs kritiek op de cognitieve effecten van het Internet, denk ik dat hij op een erg eenzijdige manier naar Internetgebruik kijkt. Wanneer ik iets wil opzoeken, of vastzit bij het schrijven van een stuk, heb ik al snel vijftien tabbladen geopend in mijn browser, gerelateerd of ongerelateerd aan hetgeen ik zocht. Bij veel van de functies die Internet heeft in mijn dagelijks leven word ik echter nauwelijks afgeleid. Ook op Internet lees ik geconcentreerd uitgebreide achtergrondartikelen, bekijk ik lezingen van een uur, typ lange mails en besteed uren aan een website ontwerpen. Hoewel we Carrs paper denk ik als een belangrijke waarschuwing moeten zien, is de afleiding ontlokkende structuur van een deel van het huidige web niet inherent aan het Internet.

 

Bibliography

Carr, Is Google Making Us Stupid?, Atlantic Monthly,  July/August 2008

 

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *